De 11 situaties van het Situatiekompas
Bij elke redactiesom staat één vraag centraal:
Wat gebeurt er in deze situatie?
Het Situatiekompas bestaat uit 11 vaste situatie-zinnen. Deze zinnen helpen leerlingen (en professionals) om los te komen van zoekgedrag naar rekenwoorden en eerst betekenis te geven aan het verhaal. Pas daarna wordt de bijbehorende bewerking gekozen.
De vaste denkvolgorde is steeds:
Verhaal → Situatie → Som → Antwoord (& check)
Hieronder vind je de 11 situaties met uitleg.
1. Er gaat iets bij
Er komt iets samen. Iets wordt toegevoegd aan wat er al is.
Leerlingen kijken: wat was er eerst en wat komt erbij?
Vaak leidt deze situatie tot optellen, maar de kern blijft: er komt iets bij.
2. Er gaat iets af
Er wordt iets weggehaald. Wat eerst aanwezig was, wordt minder.
De vraag is: wat blijft er over?
Vaak hoort hier aftrekken bij, maar het vertrekpunt is altijd: er verdwijnt iets.
3. Het is een verschil
Twee hoeveelheden worden met elkaar vergeleken.
Er gaat niets weg en er komt niets bij — het gaat om het verschil tussen twee grootheden.
Leerlingen bepalen of ze aanvullen of aftrekken om het verschil te vinden.
4. Er komt steeds hetzelfde erbij
Er is sprake van herhaling: steeds evenveel erbij in gelijke setjes of rijen.
De situatie draait om hoe vaak hetzelfde gebeurt.
Dit leidt vaak tot vermenigvuldigen.
5. Het wordt eerlijk verdeeld
Een hoeveelheid wordt verdeeld in gelijke groepjes: per persoon, per bakje, per dag.
De kernvraag is: iedereen evenveel?
Hierbij hoort vaak delen.
Ook gemiddelde valt binnen deze situatie.
6. Er gaat iets omheen
Er wordt rondom gemeten. Het gaat niet om wat erin zit, maar om de rand eromheen.
Bijvoorbeeld: een tuin, plein of tafel.
Deze situatie hoort bij omtrek.
7. Er gaat iets op
Een oppervlak wordt bedekt. Het gaat om een vlak dat gevuld moet worden.
Bijvoorbeeld: tegels op de vloer, papier op een tafel.
Deze situatie hoort bij oppervlakte.
8. Er gaat iets in
Een ruimte wordt gevuld of geschonken.
Het gaat om inhoud: wat past erin?
Deze situatie hoort bij inhoud / volume.
9. Het hoort bij elkaar
Twee grootheden horen structureel bij elkaar, zoals:
prijs per stuk, km per uur, verhouding tussen aantallen.
De relatie is vast: als dit verandert, verandert dat mee.
Werken met een verhoudingstabel.
Vaak via maak 1 of via een handig tussengetal.
10. Je neemt een deel van het geheel
Je werkt met een stuk van een totaal.
Bijvoorbeeld: een breuk, percentage of deel van een hoeveelheid.
Deze situatie hoort bij breuken en procenten.
11. Alleen de maat verandert
De hoeveelheid blijft gelijk, maar de eenheid verandert.
Bijvoorbeeld: cm → m, gram → kg, minuten → uren.
Ook tijd valt hieronder, vaak via een tijdlijn.
Deze situatie hoort bij omrekenen.
Waarom werken met de situaties?
Door eerst de situatie te bepalen:
-
verdwijnt het gokken op woorden
-
ontstaat er dieper begrip
-
leren leerlingen betekenisvol rekenen
-
en groeit het zelfvertrouwen bij redactiesommen
Het Situatiekompas is daarmee geen trucje, maar een duurzaam denkmodel.
Werken met het Situatiekompas in de praktijk
Het Situatiekompas kan worden ingezet:
-
in de klassikale instructie
-
aan de instructietafel
-
in RT-begeleiding
-
bij zelfstandig werken
-
in scholing en teamtrainingen
Bij het model zijn materialen en trainingen beschikbaar die helpen om deze manier van denken structureel in te voeren.